zondag 31 maart 2019

Ooievaar - Ciconia ciconia

Van Fran Osteux kregen we deze mooie foto's toegestuurd van een ooievaar op een schouw in de buurt van het Minnewater.
Dankjewel Fran en proficiat met de mooie foto's.

Foto: Fran Osteux


De Ooievaar is een grote witte vogel met zwarte slagpennen, een lange hals, lange rode poten en een lange, dolkvormige, rode snavel. De onvolwassen vogel heeft een blekere snavel met een donkere punt. Hij vliegt altijd met uitgestrekte hals, in tegenstelling tot grote reigers. Bij warm weer zweven ze op thermiek met horizontaal gehouden vleugels. De Ooievaar is zwijgzaam, maar laat luid geklepper met de snavel horen bij het nest, vooral als beide partners elkaar begroeten.

De Ooievaar heeft nood aan uitgestrekte, vochtige, reliëfrijke weilanden met sloten en depressies, hooilanden en moerassen, alle met een hoog voedselaanbod. Statig wandelend wordt er gefoerageerd op amfibieën, kleine zoogdieren en grote insecten. Het nest van takken wordt gemaakt op boomtoppen, schoorstenen of zogenaamde Ooievaarswielen. Het broeden gebeurt ook regelmatig in losse kolonies. Buiten het broedseizoen kunnen groepen van verschillende tientallen exemplaren op doortrek gezien worden.
(Bron: https://www.natura2000.vlaanderen.be/soort/ooievaar)








zaterdag 30 maart 2019

Speenkruid - Ficaria verna verna


Nu de zon de aarde met haar stralen verwarmt verschijnen de stervormige bloempjes van het speenkruid.  Ze lijken zich te spiegelen aan de zon die steeds meer aan kracht wint en in maart steeds hoger aan de hemel komt te staan. Het is lente! 

Speenkruid - Ficaria verna verna


Ficaria is afgeleid van het Latijnse woord Ficus (Vijg), vanwege de vorm van de wortelknolletjes. Verna betekent “van de lente”.  

De Nederlandse naam 'speenkruid' is mogelijks afgeleid van de wortelknolletjes die op kleine speentjes lijken of van de toepassing tegen aambeien, oftewel speen.




Oude namen voor deze plant zijn 'vijgwortel', 'oaneklootjes' en 'katteklootjes'. 

Het gewoon speenkruid komt voor in parken en loofbossen. Het is een schaduwplant, wat betekent dat het vaak onder struiken en bomen groeit.

Speenkruid is een plant die al heel erg lang gegeten wordt, daarnaast is ook al lang de genezende kracht van dit kleine plantje bekend. Toen vroeger de zeelui, die leden aan scheurbuik, aan land kwamen, gingen zij op zoek naar het speenkruid. De reden hiervoor waren zijn vitaminerijke blaadjes. Men wist toen al dat deze saprijke blaadjes een goed middel waren tegen deze ziekte, maar men had geen idee hoe dit kwam. Pas in 1915 is ontdekt dat dit kwam door de vitamine C die overvloedig aanwezig is in speenkruid.





Ook op de website van “Mens en gezondheid” kom je veel te weten over het gebruik van speenkruid.  Zie: 

In de volksgeneeskunde werden, vanwege de samentrekkende werking,  de knolletjes en de wortelstok gebruikt tegen wratten en aambeien. Aambeien werden ook wel 'speen' genoemd, vandaar weer de naam speenkruid.

Bronnen: 









vrijdag 29 maart 2019

Pinksterbloem - Cardamine pratensis

Pinksterbloem - Cardamine pratensis

Vanaf nu wordt het moeilijk, om niet te zeggen onmogelijk, om de voorjaarsbloeiers bij te benen. Met het mooie weer vandaag zijn weer een aantal soorten massaal gaan bloeien.
Onder andere de pinksterbloem. Ze doet haar naam geen eer aan want het is nog bijlange geen Pinksteren. 




De pinksterbloem, Cardamine pratensis is een zaadplant uit de kruisbloemenfamilie en van het geslacht Cardamine. De plant wordt ook wel eens verkeerdelijk koekoeksbloem en kievietsbloem genoemd.

Cardamine komt mogelijk van het Griekse cardamine of cardemon, waarmee bedoeld werd " een naar sterkers smakende plant".  Cardamine kan echter ook zijn afgeleid van het Griekse Cardis (hart) en Damao (temperen of verzachten). Het kruid werd vroeger namelijk gebruikt bij hartkwalen en kon de pijn verzachten. Pratensis betekent " in weiden groeiend".



Bij de Germanen was de pinksterbloem gewijd aan Freya die we kunnen zien als de (Germaanse) goddelijke moeder.  De Duitse benaming Muttergottesblume (moeder van God-bloem) herinnert ons hier nog aan.

Een andere benaming voor de pinksterbloem is schuimkruid. Deze bijnaam ontleent de plant aan het schuimbeestje (Philaenus spumarius). Dit diertje is een cicade waarvan de larve leeft in een schuimnest in de oksels van de bladeren dat doet denken aan speeksel.



Van april tot mei, nog voor de bloei, zijn de malse, jonge bladeren van de pinksterbloem geschikt voor salades, kruidensoepen en eenpansgerechten. Vanaf juni worden de bladeren bitter.

Van april tot juni kunnen de bloemknoppen door kruidenkwark, kruidenboter of pesto gemengd worden. De Bloemen zijn geschikt als mild-scherpe eetbare decoratie. De bloemstengels zijn van april tot juni een pittige toevoeging in groentengerechten, ovenschotels en soepen.
De plant smaakt tuinkersachtig tot bitter.
(bron: "Eetbare wilde planten" ISBN 978-90-77463-25-3)



Volksgeloof en de pinksterbloem.
In Duitsland zou degene die de bloem plukte samen met woning en al door de bliksem worden getroffen. In sommige delen van Frankrijk werd deze voorjaarsbloem gevreesd omdat men dacht dat adders erg op deze bloem gesteld waren. Als men de bloem plukte zou men binnen een jaar worden gebeten. Bij folkloristische voorjaarsfeesten werd rond Pinksteren uit de jonge meiden van het dorp een 'Pinksterblom', ook wel Pinksterbruid gekozen. Zij liep dan daarna opgesierd met bloemen en sieraden zingend en bedelend door het dorp.





Steenbreekvaren - Asplenium trichomanes

Steenbreekvaren - Asplenium trichomanes

De vegetatie om de Brugse kademuren en oude gevels is vaak een lust voor het oog. Eén van de planten die her en der voorkomen is Steenbreekvaren, behorende tot de Streepvarenfamilie.

Steenbreekvaren - Asplenium trichomanes


Steenbreekvaren heeft zijn naam niet gestolen. Hij groeit vooral op oude muren. Maar dat hij ook in staat is de stenen te breken is een fabeltje. De tere wortels van de steenbreekvaren maken gebruik van de reeds bestaande verwering van de muur en hebben in de verste verte niet de kracht om die muur te beschadigen. 

Veel buitenlandse namen van deze varen hebben het woord “haar” in de naam: Maagdenhaar, English maidenhair of trichomanes, Duitse Jungfrauenhaar, Frans capillaire en trichomane. Die naam heeft het te danken aan de vele zwart glanzende steeltjes als fijne haartjes. De bladeren verliezen in het tweede jaar hun deelblaadjes. De bladspillen blijven staan. Vandaar de zwarte “haartjes”.


De steenbreekvaren is vrij gemakkelijk te herkennen. De varen heeft vrij lange smalle bladeren met veel kleine helder lichtgroene deelblaadjes. Hij blijft ’s winters groen en heeft in de zomer rijpe sporen die zich in langwerpige hoopjes in strepen onder de deelblaadjes bevinden.



Met zijn donkere bladsteel en bladspil is steenbreekvaren een verspreid voorkomende, maar toch een vrij zeldzame soort op onze oude muren. In de rode lijst voor Vlaanderen staat hij al “momenteel niet bedreigd” aangevinkt. In Vlaanderen is het aantal vindplaatsen is in vergelijking met de periode 1940-1972 wel sterk toegenomen.

De steenbreekvaren vormt een compact wortelstel en heeft aan een kleine oppervlakte genoeg, zoals in deze muur. De belangrijkste manier van voortplanting is door middel van wortelstokken.  Aan de uitlopers komen weer nieuwe bladeren.

Op muren groeit hij vaak aan de noordkant. In Vlaanderen treft men deze varen meestal op oude muren aan. Vochtigheid speelt voor deze varen een grotere rol dan de al dan niet aanwezigheid van kalk. De varen haalt de nodige mineralen uit de muren, cement en regenwater.  









Stinkende gouwe

Stinkende gouwe - Chelidonium majus

In de Rolweg te Brugge vond ik op een muur een jonge Stinkende gouwe die zomaar vanuit de barsten in de muur te voorschijn schiet. 


Locatie: Rolweg, op de hoek van de Korte Rijkepijndersstraat

Ik ga hem de komende dagen en weken regelmatig fotograferen om alzo zijn groei in beeld te brengen.

Update 1
 Stinkende gouwe op 28 maart 2019


Update 2


Stinkende gouwe op 4 april 2019
Boven links verschijnt al een bloem

Kleine veldkers – Cardamine hirsuta

Kleine veldkers – Cardamine hirsuta

Een ander klein plantje dat nu volop in bloei staat en waar je snel achteloos aan voorbijloopt is de kleine veldkers. Ik vond het hier o.a. op de kademuur aan de Steenhouwersdijk.

Kleine veldkers – Cardamine hirsuta (Steenhouwersdijk - Brugge)


Kleine veldkers is een kleine tot zeer kleine wilde plant die voornamelijk tegen de winter kiemt en veelstengelige polletjes vormt die in het voorjaar bloeien. 

De plant heeft een wortelrozet van geveerde bladeren, evenals twee tot vier stengelbladeren. De doosvruchten (hauwen) staan recht omhoog op een lange steel. Als de hauw rijp is springt deze open waarbij de twee kleppen van beneden naar boven snel oprollen, waardoor de zaden weggeschoten worden. Kleine veldkers valt onder de kruisbloemigen, of koolsoorten (Brassicae) en is o.a. familie van de pinksterbloem,  mosterd en het herderstasje.



Cardamine komt van het Griekse cardamine of cardemon, waarmee bedoeld werd “een naar sterkers smakende plant”.  Kardemom is een plant uit de gemberfamilie. Cardamine kan echter ook zijn afgeleid van het Griekse Cardis (hart) en Damao (temperen of verzachten). Het kruid werd vroeger namelijk gebruikt bij hartkwalen en kon de pijn verzachten. Hirsuta betekent ruwharig.

Je vindt kleine veldkers in tuinen, plantsoenen, duinen, rotsachtige plaatsen, akkers, langs heggen, bermen en dijken, tussen bestrating en sterk verweerde muren. Je kunt het plantje als onkruid wieden in de moestuin en dan meteen meenemen naar de keuken, al zou ik deze die ik in de goot vond zelf niet onmiddellijk gaan opeten.



In de keuken: Kleine veldkers is het lekkerst in februari, begin maart, vóór de bloei. Gebruik de plant in salades. Hij is met zijn milde, peperige smaak ook lekker bij roomkaas.

Het plantje heeft ons vooral in deze periode van het jaar een goede aanvulling op ons dieet te bieden, en het heeft ook weer een aantal medicinale eigenschappen. 

Veldkers is verwant met de waterkers. Blijkbaar was het al vroeg bekend dat de diverse soorten kers lekker en gezond zijn.


donderdag 28 maart 2019

Kandelaartje (Saxifraga tridactylites)

Kandelaartje (Saxifraga tridactylites)  
Op oude muren bloeit nu een heel fraai, klein plantje: Kandelaartje (Saxifraga tridactylites). Als je niet oplet loop je het zo voorbij. Toch is het een juweeltje. 


Ik vond het ondermeer op de muur in de Rolweg aan de Sint-Sebastiaansgilde, aan de Carmersbrug, langs de Potterierei en aan de Kruisvest.
Saxifraga komt van het Latijnse saxum (rots) en frangere (breken). Het Kandelaartje groeit dus op muren, scheuren en spleten tussen de bakstenen. Vroeger meende men dat de planten het gesteente tijdens de groei had laten barsten. Tridactylites betekent drievingerig.


De Engelse naam is Rue-leaved saxifrage. Dit betekent letterlijk"op Wijnruit lijkende bladeren saifraga". De wijnruit (Ruta graveolens) is echter absoluut geen familie. 
De Franse naam is ‘Saxifrage à trois doigts.’ Dit betekent "saxifraga met de drie vingers".
Het kandelaartje is een plant uit de steenbreekfamilie. De bloemetjes zijn maar enkele millimeter groot en hebben vijf kelk- en vijf kroonblaadjes. De bloem heeft tien meeldraden. De centra van de bloemen scheiden glinsterende nectardruppels af. Deze zijn bij zonneschijn te zien.


Kenmerkend zijn de vaak rood aangelopen, met klierhaartjes bedekte stengel en blaadjes. 
Kandelaartje is gebonden aan kalkrijke plaatsen en is naast de duinen te vinden op akkers en op open plekken in grasland op droge kalkhoudende grond, begraasde kalkgraslandhellingen, en op bovenkanten van oude stadsmuren.


In Vlaanderen is kandelaartje een vrij algemene soort. In de kustduinen, de Gentse kanaalzone en het Antwerps havengebied is ze algemeen. De verspreiding in de rest van Vlaanderen wordt in hoofdzaak bepaald door de aanwezigheid van rangeerstations en verlaten spoorlijnen. Het aantal vindplaatsen is sterk toegenomen. Kandelaartje bloeit vroeg en tegen de zomer is de soort nagenoeg volledig verdwenen.
Kandelaartjes zijn niet groot, maar als er behoorlijke aantallen staan, valt vooral de rode kleur van de stengeltjes op.







woensdag 27 maart 2019

Paardenbloem - Taraxacum officinale

Bij de paardenbloem hoeven we geen tekeningetje te maken. Wie kent die niet? Bij de eerste warme zonnestralen van maart komen de gekende gele bloemen massaal tevoorschijn in wegbermen, gazons, maar ook zelfs op de Brugse muren, stoepranden en bruggetjes.




In West-Vlaanderen noemt men de plant wel eens de “pisseblomme” of de “beddepisser” vanwege de diuretische eigenschappen. In het Frans heeft de plant een net iets eleganter klinkende naam: “le pissenlit” of “le dent-de-lion”.

De naam paardenbloem zal wellicht te maken hebben met de voorkeur die paarden hebben voor deze plant. Maar ook konijnen en andere dieren zijn er dol op. 



In de vroege lente, als we met z’n allen bezig zijn ons lichaam te zuiveren – is dat zo? – komt de paardenbloem als geroepen. De geneeskrachtige en reinigende werking van paardenbloem is legendarisch.  Al in de 15deeeuw wordt in het westen melding gemaakt van de geneeskundige toepassingen. Officinale betekent trouwens dat het vroeger erkend werd als werkzaam medicijn. Je zou bijna kunnen zeggen dat het een ‘kwaliteitslabel’ is.

Paardenbloem stimuleert de gal en de lever. Daarnaast is het een antilithicum, wat betekent dat het de vorming van galstenen voorkomt.

Paardenbloem stimuleert ook de spijsvertering en is, zoals reeds gezegd, vochtafdrijvend.
Wil je meer weten over de toepassingen van paardenbloem, lees dan eens het artikel “De geneeskracht van paardenbloem” op de website van Mens en Gezondheid. 

Recente wetenschappelijke onderzoeken hebben aangetoond dat paardenbloem mogelijks kan ingezet worden bij de behandeling van sommige kankers. De eerste positieve resultaten in het laboratorium hebben geleid tot meer gesubsidieerd wetenschappelijk onderzoek. Een volgende stap is onderzoek bij proefdieren en mensen. De resultaten bij patiënten moeten worden afgewacht voordat met meer zekerheid over de werkzaamheid van paardenbloemen uitspraken gedaan kunnen worden.

De bladeren, bloemen en wortels zijn allen eetbaar, echter de stengels zijn het minst eetbaar. Het sap uit de stengels is licht giftig. Van maart tot juni zijn de bladeren te plukken lekker in salades maar ze hebben een licht bittere smaak. Er zitten veel bitterstoffen in, met name bij de oude bladeren in de zomer.

De paardebloem speelt ook een merkwaardige rol in oude gebruiken en volksgeloof. Veel mensen geloven dat deze planten het weer of de toekomst van iemand kunnen voorspellen. Ook rookten boeren vroeger hun huis en stallen uit met paardebloemen, om hun boerderij te reinigen van onzuiverheden. Het bekendste bijgeloof over paardebloemen is een wens doen tijdens het weg blazen van de pluizen. Als je de pluizen weg kan blazen, zal je wens uit komen. Wie heeft als kind nooit het spelletje gespeeld waarbij je de pluizen moest wegblazen al zeggende: “Ze houdt van mij… ze houdt niet van mij, ze houdt van mij … ze houdt niet van mij…”?
Ik in ieder geval wel, en de uitkomst van het spel laat zich raden…


zondag 24 maart 2019

Vuurwants (Pyrrhocoris apterus)


De vuurwants (Pyrrhocoris apterus) is een insect uit de onderorde wantsen (Heteroptera) en de familie vuurwantsen (Pyrrhocoridae).

Ze zijn plat, vuurrood en hebben zwarte stippen: vuurwantsen. Hun 'jasje' ziet eruit als een schild. Hiermee proberen ze andere dieren af te schrikken. En dat lukt ze aardig! Veel vogels durven dit opvallende beestje niet op te eten. Vanaf mei ziet u veel vuurwantsen. Dan komen ze uit hun winterschuilplaats. Ze gaan op zoek naar een partner
De vuurwants is een bontgekleurde soort die een overwegend helder rode kleur heeft met een karakteristiek patroon van zwarte lichaamsdelen en vlekken en hieraan is te herkennen. De wants komt in grote delen van Europa voor en is ook in België en Nederland te vinden.  (Bron: Wikipedia)

Speenkruid en vuurwants (foto: Liesbeth Spreuwers)


Omdat insecten vaak een slechte naam hebben, aangezien ze veel schade kunnen brengen aan onze tuin en omgeving, wordt vaak foutief gedacht dat alle insecten slecht zijn. Veel mensen denken dat een vuurwants gevaarlijk is. Maar het tegendeel is waar. Het beestje eet graag afgevallen blad. Ook dode insecten staan op z'n menu. Zo helpt de vuurwants u met het opruimen van uw tuin. Vuurwantsen bijten u niet. Ze hebben net als bedwantsen een zuigsnuit. Hiermee zuigen ze alleen blad of dode insecten leeg. 
(Bron: https://huis-en-tuin.infonu.nl/tuin/184562-de-vuurwants-een-onschadelijk-insect.html)





Schadelijk zijn de beestjes niet, maar ze kunnen wel stinken.
Dit jaar zijn de insecten er vroeg bij. Gewoonlijk beginnen ze hun opmars pas aan het einde van de zomer, waarna ze zich terugtrekken om aan hun winterslaap te beginnen. Ze zuigen het sap uit af­gevallen bladeren of vruchten van bomen, voornamelijk lindebomen, en blijven buitenshuis. Ze vangen wordt afgeraden. Ze hebben een steeksnuit waarmee ze kunnen prikken. En om zich te beschermen, verspreiden ze een stinkende stof.
(Bron: Het Nieuwsblad)
Met dank aan Liesbeth Spreuwers (Natuurpunt  Brugge) voor het aanleveren van de foto's.

(Foto: Liesbeth Spreuwers)

(Foto: Liesbeth Spreuwers)