zondag 24 februari 2019

Roodborstje (Erithacus rubecula)

Van Rafaël Plasman ontving ik enkele mooie foto’s van een roodborstje. Zijn tuin is blijkbaar een geliefde pleisterplaats voor veel vogelsoorten die we in de stad ook aantreffen. 

Hoe dan ook, het roodborstje is klein maar dapper. Hij waagt zich vaak zeer dicht bij de mensen en schrikt er niet voor terug om je een beetje arrogant uit te dagen.  Hij is niet bang voor mensen en is daardoor ook de meest geliefde tuinvogel. Terwijl je in de tuin aan het klussen bent, houden ze je vaak nauwlettend in het oog. 

Foto: Rafaël Plasman


Het is een vrij gedrongen vogeltje en zowel mannetjes als vrouwtjes hebben een opvallende bruinrode tot oranje keel. De staart is roodbruin, de rug bruin en de buik lichtgekleurd. De zang is het hele jaar te horen. Hij begint 's ochtends te zingen als het nog donker is. Bij gevaar stoot hij de kreet 'tsik' uit. Een bijzonderheid van de roodborst is dat ook de vrouwtjes zingen, vooral in de herfst.

Het roodborstje eet voornamelijk op de grond levende insecten (vooral kevers) en slakken, wormen en spinnen. Van de herfst tot vroeg in de lente vormen wormen, fruit en bessen een belangrijk deel van zijn dieet.

Ze hebben een lange, dunne snavel, die onovertroffen is om insecten en spinnen te vangen in het eigen territorium waar geen soortgenoten worden geduld. Het roodborstje is zeer onverdraagzaam.  Zijn oranje borst wordt gebruikt als verdedigingsmiddel om eventuele indringers af te schrikken. Roodborstjes markeren de grenzen van hun ± 7000m² groot domein met een luid gezang. Bij de mannetjes wordt er bij een vechtpartij zeer hevig gevochten, soms tot de dood.



De vogel broedt tot twee keren vanaf april tot juli. De roodborstvrouwtje maakt een slordig diep nest op de grond dat bestaat uit gras, mos, wortels en bladeren. De nestplaats bevindt zich tussen hoge grassen, boomwortels, klimop, bodembedekkers of onder struiken. Het roodborstje durft zich ook al eens te nestelen in holle bomen, spleten, hagen,… maar dan wel dicht bij de grond. Spijtig genoeg worden ze net daardoor ook vaak leeg geroofd door katten, wezels, egels, ratten, kraaien en Vlaamse gaaien. 

In een nest worden vier tot zeven eieren gelegd. Het zijn witte eieren met roestbruine vlekken. Op dit legsel zal het vrouwtje twee weken broeden. In de broedperiode wordt zij door het mannetje gevoerd, soms wel drie keer per uur. De eerste drie weken worden de jongen door beide ouders onderhouden. Na deze periode kunnen de jongen al goed vliegen en hebben ze geen hulp meer nodig van de ouders. Jonge vogels bezitten een volledig gevlekt verenkleed, zonder oranje. Zo zijn ze beter gecammoufleerd en wekken ze geen agressie op bij het mannetje. In het najaar van het eerste levensjaar krijgt het jonge roodborstje zijn volwassen verenkleed. De lente daarop is het geslachtsrijp.



Stephen Moss schreef  "Een biografie van het roodborstje". Hij bouwde zijn boek op in twaalf hoofdstukken, één voor elke maand in het leven van het vogeltje. Zo weet je meteen ook hoe oud het wordt. Onmogelijk dus om een vogeltje jarenlang te kennen. En zelfs als een roodborstje op magische wijze de leeftijd van twee jaar zou bereiken, zou je hem nog niet herkennen. Alle roodborstjes zijn namelijk nagenoeg identiek. Zo lijken zelfs zo erg op mekaar dat een mannetje niet van een vrouwtje te onderscheiden is. Zelfs niet voor de vogeltjes zelf. 

We volgen het roodborstje vanaf het moment dat het uit zijn ei kruipt en leren van alles over zang, voeding en migratie. Moss schrijft daarnaast boeiend over de menselijke fascinatie voor het roodborstje. Hoe komt het dat het beestje zich zo diep in het hart van de Europese vogelliefhebber heeft genesteld, en die van de Britten in het bijzonder?
Het boek is te verkrijgen bij Standaard boekhandel : https://www.standaardboekhandel.be/seo/nl/boeken/dieren/9789026344602/stephen-moss/het-roodborstje


Foto's: Rafaël Plasman (Brugge)

Bron: Wikipedia en https://www.tuinadvies.be/artikels/roodborstje_vogel





Wilgenkatjes (Salix)

De uitzonderlijk zachte lentedagen - eigenlijk is het nog winter - hebben de natuur een boost gegeven. Overal zie je nu ook de wilgenkatjes verschijnen. 

In deze periode zet ik graag wat katjes in een vaas, om ook binnenshuis van te kunnen genieten.  Als je de natuur in je huis haalt, neem je de energie van de plant ook mee. Ik geloof dat elke plant een eigen boodschap en kracht heeft.  En daarbij zoek ik graag naar de betekenis van planten in de stad.

Wilgenkatjes verschijnen al vroeg in het voorjaar aan de wilg (Salix). Er zijn veel soorten wilgen, zoals knotwilgen, treurwilgen en wilgen op stam.



De wilg is een typisch verschijning die u veel langs de waterkant van sloten en rivieren tegenkomt. Wilgen groeien namelijk makkelijk en snel.

Wilg staat symbool voor nieuw leven. Maar dat kan de populariteit van de wilgenkatjes niet verklaren. Het hoge knuffelgehalte misschien wel.

Alle zintuigen moeten worden geprikkeld om de aandacht te trekken. De ‘knuffelbare’ wilgentakjes hebben wat dat betreft een streepje voor: ze nodigen uit tot aanraken. Een andere prettige eigenschap is dat ze drie tot vier weken op de vaas goed blijven. Traditioneel zijn de wilgentakken vooral populair tijdens de lente.



De wilgenkatjes zitten of staan, dit in tegenstelling tot de hangende katjes zoals bij populieren.

De pluizige zaden worden door de wind verspreid, maar zijn slechts korte tijd kiemkrachtig. De meeste soorten zijn te vermenigvuldigen door middel van stekken.

Wilgen zijn pioniersoorten met een grote lichtbehoefte. Wilgen komen in Nederland en België veel voor langs sloten en plassen. Wilgen houden namelijk over het algemeen van een vochtige bodem en groeien zeer snel.



Het geslacht Salix omvat ongeveer driehonderd soorten, waarvan er een twaalftal in Nederland en België voorkomt.

De wilg is tweehuizig. Mannelijke bloemen (alleen met meeldraden) en vrouwelijke bloemen (alleen met stampers) komen dus op afzonderlijke bomen voor. De wilgenkatjes bloeien afhankelijk van de soort, vóór, tegelijk met of net na de bladvorming. De opvallende wit-gele katjes trekken tal van insecten, die zodoende meewerken aan de bestuiving. De zaden zijn vederlicht en kunnen dankzij een ‘kuif’ van haren, die als een valscherm rondom het zaad staat ingeplant, zweven. De kuif zorgt er meteen voor dat het zaad met de voet omlaag landt. Zaden die op een geschikte plaats terechtkomen, kiemen spoedig. Een kale ondergrond is een voorwaarde voor kieming. Daarom typeren we de wilg ook wel als een rasechte pionier. 





Zwarte els (Alnus glutinosa)

De recente mooie lentedagen zijn gepaard gegaan met bijzonder hoge concentraties elzenpollen zeer vroeg in het jaar.  Veel mensen die gevoelig zijn voor boompollen hebben deze dagen flinke hooikoortsklachten gehad.  Door het uitzonderlijk zachte weer in februari hebben de katjes van de elzenbomen en de hazelaarstruiken zich in rap tempo ontwikkeld, zodat ze vanaf 15 februari grote aantallen pollen aan de lucht konden afgeven.

Een boom die nu op zijn mooist is, is de zwarte els. Doordat de vruchten (de elzenproppen) ’s winters aan de boom blijven zitten, lijken de takken versierd met ruches. Het silhouet tekent af als zwart kant tegen de lucht. Geheel anders dan bomen waarvan je alleen de vertakkingen ziet. Dus aan dat kant, herken je ze meteen.

Zwarte els (Alnus glutinosa)


Van dichtbij lijken die vruchten een beetje op kleine dennenappeltjes. Ze zijn gegroeid uit de vrouwelijke bloemetjes (katjes). Die bloeien rood, maar zijn heel klein. Opvallen doen ze niet. Maar aan één boom hangen vrouwelijke én mannelijke katjes. De mannelijke zijn veel groter; ook deze hangen al de hele winter aan de bomen en dragen bij aan het mooie wintersilhouet. Het stuifmeel is opvallend geel. En hij bloeit – je raad het al – in de winter! Meestal zo februari-maart, maar met dit zachte weer wordt het begin februari al verwacht.

Waar je de zwarte els kunt bewonderen? Hij houdt van nat: liefst staat hij langs sloten, rivieren of in drassige venen. De wortels kunnen goed tegen water.



Na de bloei volgt het blad. Dat ziet er apart uit: het mist een punt en is daardoor eirond. Aan het begin van de zomer zie je vaak grote gaten in de bladeren. De schuldige? Een glimmende blauwe kever, het elzenhaantje. Soms zitten er honderden op. Maar gelukkig kan de els er goed tegen: hij maakt gewoon nieuwe bladeren aan en ziet er dan weer lekker groen uit!



De elzen behoren tot de berkenfamilie, bomen met eenslachtige bloemen en ze zijn eenhuizig. De katjes met mannelijke bloemetjes kunnen als ze rijpen tot 12 cm lang worden. Ze beginnen te bloeien voordat er blad aan de boom komt. De vrouwelijke katjes zijn ovaal en zitten met drie tot vijf stuks gesteeld samen. De elzenproppen worden gevormd door de vrouwelijke bloemen, het zijn de schutbladeren van deze bloemen, die houtig zijn geworden. In hun oksels zitten de vruchten. De elzenproppen blijven tot anderhalf jaar aan de boom zitten, vandaar dat er in de winter ook zoveel Barmsijsjes in de bomen te vinden zijn. Elzen zijn makkelijk aan deze proppen te herkennen.



Net zoals de Romeinen 2000 jaar geleden deden, gebruikt de homeopathie de schors van de Zwarte els om

-      Keelpijn, Angina
-      Faryngitis
-      Amygdalitis
-      Zweertjes en aften
mee te bestrijden. De tanninen zijn in deze, de werkzame medicinale stof. Daarnaast heeft de bast een koortswerende werking. Men kan het vergelijken met de koortswerende werking van kinabast. De tanninen maken het een middel dat wonden sneller geneest en bloedingen stelpt. Het wordt uitwendig aangebracht om huidwonden mee te behandelen. Maar misschien is het makkelijker om wijn te drinken, daar zitten eveneens tanninen in, is voor de liefhebber ook lekkerder.




maandag 18 februari 2019

De Vlaamse gaai (Garrulus glandarius)

Van Rafaël Plasman kregen we deze mooie foto van een Vlaamse gaai, gefotografeerd in zijn te Brugge.

Vlaamse gaai (foto: Rafaël Plasman - Brugge)


De wetenschappelijke naam van de gaai, Garrulus glandarius, is te vertalen als 'voortdurend krassende eikelzoeker'. Dat typeert de gaai alleen in de winter, tijdens het broedseizoen is hij juist opvallend stil. 

Van oorsprong vrij schuwe bosvogel, maar inmiddels ook volop in het stedelijk gebied te vinden. Gaaien hebben in het bos de functie van indringer-alarm. Veel dieren reageren op zijn alarmroep en verbergen zich. 

De Vlaamse gaai is een soort kraai met vrij mooie kleuren in zijn veren.  Naast de ekster zie je hem steeds vaker in de stadstuin.  De eik heeft zelfs heel graag Vlaamse gaaien in zijn kruin.  Ze grijpen de eikels beet en gaan ze ergens in het bos verstoppen. Daarbij vergeet hij wel een paar plekjes.  Wat niet teruggevonden wordt, kan uitgroeien tot een nieuwe eik.  Hij legt ook een beetje een wintervoorraad aan. De Vlaamse gaai maakt veel lawaai en staat bekend als een dief van eieren en jongen van andere vogels.  



Vroeg in de lente komen de gaaien bijeen voor hun dansje.  De mannetjes jagen de vrouwtjes door de bossen en pronken met hun kuif fier omhoog en hun vleugels wijd uiteen.  Ze zingen zacht en geven hen voedsel aan.  Als het vrouwtje het ziet zitten, dan gaan ze paren.  Daarna bouwt het paar een nest van twijgen in een kleine boom of in een bosje.  Het is goed verborgen tussen dichte struiken.  De eieren komen uit tegen de tijd dat de eerste rupsen aan de bladeren beginnen te vreten.  De ouders verzamelen honderden van deze sappige hapjes om aan hun jongen te voeren. Na zo'n drie weken kunnen de jongen vliegen en verlaten ze het nest om hun eigen voedsel te gaan zoeken.

Eigenlijk is de vogel vrij bang.  Jarenlang werd hij bejaagd door de mensen, omdat hij de eieren en kuikens stal van fazanten, patrijzen en andere vogels.  Vaak werd hij afgeschoten.   
De winter is een moeilijke tijd voor hem.  De bomen zijn kaal en de insecten houden zich verstopt.  Door duizenden eikels te verzamelen en te verstoppen, zullen ze in de winter dus niet gauw honger hebben.   Zijn sterke snavel gebruikt hij voor zaden, noten en eikels te breken. Maar ook kleine dieren worden gevangen, zoals muizen, insecten en spinnen.



En

zondag 17 februari 2019

Krokus (Crocus)

Met het mooie, uitzonderlijk zachte weer van de laatste dagen komen de krokussen massaal te voorschijn. Op veel plaatsen zijn ze uiteraard aangeplant, maar dat doet niets af aan hun schoonheid. Ze geven de mensen een vrolijk gevoel en houden de belofte in van een naderende lente.

In het begijnhof te Brugge heb ik er een aantal gevonden en voor u op de "fotografische plaat" gezet. En hier en daar zijn ook al enkele stoutmoedige narcissen te zien. Heerlijk!










Hazelaar (Corylus avellana)

Eén van de eerste bloeiende struiken is de hazelaar. Ze staan – zeker met het mooie weer van de afgelopen dagen – volop in bloei. Ik vond enkele mooie exemplaren aan de voet van de Poertoren te Brugge, maar ze zijn beslist ook in andere plantsoenen te vinden. 

Hazelaar aan de voet van de Poertoren te Brugge
Van in januari verschijnen de typische mannelijke, gele katjes. Maar heeft u ook al de vrouwelijke bloemetjes gezien. Die zijn véél kleiner. Ze lijken op knoppen waaruit de kleine rode stempeltjes steken. Je moet echt goed kijken om ze op te merken. Het zijn die rode, vrouwelijke bloemen die uitgroeien tot de bekende hazelnoten.
De vrouwelijke bloempjes zijn heel klein. Je moet goed kijken om ze op te merken


De vrouwelijke bloempjes





De hazelaar is eenhuizig. Dat betekent dat er zowel mannelijke als vrouwelijk bloemen op de struik voorkomen. Maar ze bloeien niet tegelijk. Op die manier wordt zelfbestuiving voorkomen.

De mannelijke bloemen bloeien voor de vrouwelijke bloemen.  Omdat de planten niet gelijktijdig bloeien laat dit mechanisme kruisbestuiving toe. Men plant dus bij voorkeur verscheidene exemplaren bij elkaar wil men in het najaar hazelnoten plukken. 

Omdat ze vroeg in het voorjaar bloeien wordt het snel duidelijk dat de hazelaar zich zonder hulp van bestuivers moet voortplanten. De bestuiving gebeurt door de wind. En omdat ze geen insecten moeten lokken om hun voortplanting te waarborgen, zijn de vrouwelijke bloemen onopvallend en scheiden ze geen nektar af. 

De overvloed aan pollen op het einde van de winter is echter welgekomen voor de  gedomesticeerde bijen. De plant heeft echter weining tot geen belang voor hommels en wilde bijen.




Natuurlijk kennen we allemaal de smakelijke hazelnoten die rijk zijn aan vitaminen en plantaardige vetten. Ze kunnen een uitstekende bak- en slaolie leveren. De olie wordt veel gebruikt in parfums en olieverf. Ze worden ook gebruikt voor de gekende hazelnootpasta’s. 

Ze worden  door eekhoorntjes en vogels  en vooral gaaien, spechten en boomklevers gegeten en verspreid.

De hazelaar was in de Oudheid een heilige struik. Er bestaat een Griekse mythe die zegt dat toen er op de wereld grote verwarring heerste en de mensen onder  elkaar voortdurend strijd leverende, de goden medelijden kregen. Zeus stuurde daarom zijn zonen Hermes en Apollo naar de wereld met geschenken. Apollo kreeg van Hermes het schild van een een schildpad waarmee hij een lier maakte. Hermes kreeg van zijn broer een hazelarentwijg die de kracht had om de harten vredevol te maken. Die roede, versierd met twee vleugels en twee slangen wordt de caduceus of de staf van Hermes genoemd.

Ook bij de Germanen was de hazelaar een heilige struik. Hij was aan Thor gewijd.
En ook in de Keltische mythologie is de hazelaar of de hazelnoot een symbool voor kennis, wijsheid en levenskracht. Zowel bij Kelten als Germanen blijkt de hazelaar sterk verbonden te zijn geweest met magie. Het is dan ook normaal dat de struik een grote rol heeft gespeeld in het Europese volksgeloof.





De hazelnoot is, zoals andere noten, in heel wat tradities een symbool van vruchtbaarheid.  Bij huwelijken deelde men  bijvoorbeeld de noten uit als symbool voor een rijke kinderzegen. Een handvol hazelnootjes op zak brengt geluk. Een oud volksgeloof  zegt dat men in de kerstnacht, klokslag twaalf uur, bij een hazelaar een tak kan vinden, die wat men ermee aanraakt in goud verandert. En wil je voorspellende dromen hebben? Slaap dan onder een hazelaar. Makkelijker gezegd dan gedaan…

De hazelaar zou ook tegen bliksem en onweer beschermen. Niet alleen Germaanse volksstammen, ook Bosnieërs geloven dit, en schuilen daarom bij onweer bij voorkeur onder een hazelaar. Dit volksgeloof herinnert aan de sterke verbondenheid met de Germaanse god van de bliksem.

Een Vlaamse Marialegende geeft een christelijk kleedje aan het oude, heidense volksgeloof dat de hazelaar de bliksem afweert. De legende gaat als volgt:
“Wanneer Maria voor de eerste maal met het kindeke Jezus uit wandelen ging, brak daar een geweldig onweer los. Niet wetende waarheen, vluchtte zij in het dichte struikgewas, en daar, onder een hazelaar, kon zij zich schuilhouden. Sindsdien is de hazelaar geheiligd en nooit zal bliksem of donder hem treffen.”

Kom je tijdens een wandeling een hazelaar samen met een appelboom en de meidoorn tegen? Dan heb je geluk, want er wordt gezegd dat deze bomen samen een doorgang naar een magische wereld vormen.




Bent u een fee, een tovenaar of een heks dan weet je beslist dat je een toverstok nodig hebt. Deze moest echter aan een aantal voorwaarden voldoen. In de eerste plaats moest hij uit de takken van een eenjarige hazelaar worden gesneden. Op de eerste woensdag van de ‘maan’ tussen elf uur s’middags en middernacht. Dit onder het uitspreken van een aantal geheime formules. Het mes moest nieuw zijn en het snijden moest opwaarts gebeuren. Ten slotte moest men de toverstaf zegenen door onderaan ‘Agla’, in het midden ‘On’ en bovenaan ‘Tetragammaton’ te kerven. Men sprak daarbij volgende woorden uit: ‘“Conjuro te cito mihi obedire. Venias per deum sanctum.” (“Ik bezweer je mij snel te gehoorzamen. Dat je kome door de levende god, de ware god, de heilige god.”). Geen wonder dat ik het nooit tot tovenaar gebracht heb.

Geen nood, hazelaartakken beschermen zelf tegen hekserij en betovering. Ik bespaar u de handelswijze. U kan ze – samen met nog veel andere toepassingen - vinden in het boek “Compendium van rituele planten”. (zie bronnen).

De wichelroede van de roedeloper op zoek naar een bron, metaal of een schat, was van oudsher een gevorkte hazelarentak. Voor de zeventiende eeuw werden roeden van de hazelaar niet alleen gebruikt voor het opsporen van water of verborgen schatten, maar ook van dieven en moordenaars.

Volgens de Duitse mystica Hildegard von Bingen is de hazelaar meer koud dan warm en betekende de struik niet veel in de geneeskunde. Ze geeft wel een recept tegen onvruchtbaarheid bij de man, onder andere met pepers en hazelnoten… In de volksgeneeskunde zijn tal van recepten blijven leven. In de hedendaagse kruidengeneeskunde worden hazalbladerehn nog aangewend om de bloedsomloop en galafscheiding te bevorderen.

Bronnen: Decleene, M., Lejeune, M.C., (1999) Compendium van rituele planten in Europa. (2008) Gent/Mariakerke: Mens en cultuur uitgevers.


De rode meeldraden van het vrouwelijke bloempje.


woensdag 13 februari 2019

Sneeuwklokjes

Sneeuwklokjestijd.
Met een beetje zon stralen ze nog mooier! Supermodellen!
Nu overal te bewonderen o.a. aan de Katelijnevest te Brugge en in vele andere plantsoenen.
















dinsdag 12 februari 2019

De stadsduif (Columba livia)

De stadsduif (Columba livia

Wie op zoektocht gaat naar biodiversiteit in de stad vindt onvermijdelijk duiven op zijn pad. En what’s in a name? Stadsduiven!
In Brugge tref je ze overal aan. Als acrobaten op de hoogste pinakels van het belfort, als zonneaanbidders op vensterbanken van eeuwenoude gebouwen, en als stoutmoedige boefjes op de stadspleinen. Niet in het minst op de Markt, waar ze tussen de horden toeristen op zoek gaan naar minuscule etensrestjes of uitdagend op Breydel en Deconinck gaan poseren.

De stadsduif is een wilde vogel, in feite een afstammeling van de rotsduif. Postduiven en andere gedomesticeerde duiven stammen eveneens af van rotsduiven af, maar worden volledig gestuurd door menselijk handelen.




Stadsduiven zijn het jaar rond aanwezig.  Ze kunnen zich uitstekend handhaven in een stedelijke omgeving. Als echte opportunisten weten ze voedselbronnen te benutten en jongen groot te brengen. Ze broeden bijna het hele jaar door en hebben meestal 2-4 legsels per jaar.  Soms zelfs meer.  De broedperiode bedraagt 17 dagen. Na 35-37 dagen zijn de jonge vogels vliegensklaar. Duiven bouwen een slordig nest en nestelen vaak op een harde ondergrond zoals vensterbanken, zolders, en balkons. Ze hebben een voorkeur voor donkere plaatsen. 

Ze zijn evenwel niet overal welkom. Eén duif produceert circa 14 kilo (nat gewicht) poep per jaar! In duivenpoep zit salpeterzuur. Als dit zuur op verf, lood, zink, koper, steen of beton terechtkomt dan kan het gebouwen en openbare kunstwerken, zoals standbeelden, permanent beschadigen.

Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat verwilderde duiven nauwelijks een risico vormen voor de gezondheid van burgers. Ziekten als paratyfus, tuberculose en papegaaienziekte worden niet door duiven overgebracht. Een vorm van vogeltuberculose die bij duiven kan voorkomen, is trouwens onschadelijk voor de mens. Wel kunnen hun uitwerpselen, nesten en karkassen van gestorven vogels een potentieel risico vormen. Deze kunnen namelijk besmet zijn met allerhande ziekteverwekkende bacteriën of parasieten zoals de vogelmijt.




Gedomesticeerde duiven.
Postduiven duiven zijn duiven die gehouden worden door zogenaamde duivenmelkers. Ze vliegen regelmatig gezamenlijke rondjes boven een huizenblok om daarna weer naar de duiventil terug te keren. Vooral na vliegwedstrijden verdwalen nogal wat jonge vogels en die kunnen dan overal opduiken. Postduiven hebben altijd een ring om. Ze komen niet tot broeden in de vrije natuur.

Stadsduiven zien er soms slecht uit. Vaak lopen ze mank, missen tenen, hebben een gezwollen klomppootje of alleen een stompje waar ze op waggelen.

De duiven verwonden zich tijdens het scharrelen en zoeken naar voer.  Gewone vogels huppelen en springen en nemen gewone stappen. De duiven doen dat niet! Deze schuiven met de poten over de grond en raken daardoor vaker verstrikt in stukken net, dun touw, plastic draden of andere afval.
Deze draden zitten dan soms zo strak dat de pootjes of tenen af gaan knellen en de duif uiteindelijk de poot of tenen verliest.
Het is ook goed te zien dat lopen met verwondingen aan de poot erg pijnlijk is.  Door de poten lopen de zenuwen.

Als de duiven die op straat leven geen afwijkende poten hebben maar toch mank lopen dan is het vaak door een breuk, door een Infectieziekte of door de Paratyphus die de gewrichten aantasten.  Deze duiven hebben dan ook bijna altijd zware ornithosis en een groot aantal is ziek, logisch dat een duivenmelker die een straatduif in het hok krijgt daar niet blij om is.

Houtduif


Stedelijke gebieden herbergen een groot aantal stadsduiven
Het gaat dan hoofdzakellijk om verwilderde duiven die afstammen van de rotsduif (Columba livia L.) De vroegste gegevens gaan terug tot 3000 v Chr.
De Romeinen zijn vermoedelijk verantwoordelijk voor de komst van de eerste duiven naar de noordelijke landen.

Ook afstammelingen van o.a. in de Tweede Wereldoorlog losgelaten postduiven en nakomelingen van niet op het hok teruggekeerde wedvluchtduiven”.
Deze verwilderde duiven kunnen binnen één jaar vele nesten jongen groot brengen, waarbij de overlevingskansen van de jongen vrij hoog zijn.

De stad biedt hun ontelbare, zeer goede – vaak onbereikbare – nestelgelegenheden en een overvloed aan voedsel.

Dit voedsel is beschikbaar omdat veel stadsbewoners hun etenswaren/-resten op openbaar terrein of in andermans tuin gooien en een fors aantal duivenliefhebbers deze vredessymbolen regelmatig voedert.



Naast de stadsduif komen nog een aantal andere duivensoorten voor.

Bron: https://www.tuinvogeltelling.nl/herkenningstips/?tip=13



Oa. de houtduif, de turkse tortel, de holenduif en de zomertortel

De houtduif is de meest voorkomende duif in Nederland en staat ook wel bekend als de 'columba palumbus'. Hij is groter dan de overige duiven. Hij kan namelijk een lengte van 41 centimeter bereiken. Tijdens het vliegen klappen de uiteindes van zijn vleugels tegen elkaar waardoor hij tijdens zijn vlucht duidelijk te horen is. Volwassen exemplaren hebben een witte vlek in hun nek. Hiernaast is de houtduif te herkennen aan zijn roze borst en witte streep aan beide vleugels.

De Turkse tortel komt oorspronkelijk uit Turkije en wordt ook wel de 'streptopelia decaocto' genoemd. Hij kon zich uitbreiden vanwege de grote hoeveelheid graanoverslagbedrijven en pluimveehouderijen. In 1949 begon de Turkse tortel hier voor het eerst te broeden. Hij weegt maximaal 250 gram en kan zo'n 34 centimeter lang worden. Hiernaast heeft hij een slank lichaam en een lichtgrijze/beigeachtige kleur. De Turkse tortel heeft een kleine snavel ten opzichte van andere duivensoorten. De onderkant van zijn staartvleugel is wit van kleur. Als de Turkse tortel volgroeid is krijgt hij een zwarte streep op zijn nek. Op zijn menu staan onder andere insecten, zaden en vruchten.

De wetenschappelijke benaming voor de holenduif is 'columba oenas'. Deze soort wordt holenduif genoemd omdat hij zijn nesten in onder andere boomholtes en rotsgaten maakt. De holenduif heeft donkergrijze veren en kan maximaal 32 centimeter lang worden. Zijn maximale gewicht bedraagt 300 gram. Hij is met zijn paars-groene vlek in zijn hals te onderscheiden van overige duivensoorten. Zijn dieet bestaat onder andere uit zaden, bessen en eikels.

De zomertortel wordt ook wel 'tortelduif' genoemd. De wetenschappelijke benaming voor dit dier is 'streptopelia turtur'. Hij heeft een bruine kleur en een soort schubbenpatroon op zijn vleugels. In zijn nek heeft hij een zwart-blauwe patroon. De zomertortel kan slechts 25 centimeter lang worden en is hierdoor aanzienlijk kleiner dan overige duivensoorten die in Vlaanderen voorkomen. Het is een schuwe vogel waardoor het moeilijk is om in de buurt te komen. De zomertortel eet onder andere kruiden en graan.




Bronnen:
http://www.aviculture-europe.nl/nummers/12N03A05.pdf