dinsdag 12 februari 2019

De stadsduif (Columba livia)

De stadsduif (Columba livia

Wie op zoektocht gaat naar biodiversiteit in de stad vindt onvermijdelijk duiven op zijn pad. En what’s in a name? Stadsduiven!
In Brugge tref je ze overal aan. Als acrobaten op de hoogste pinakels van het belfort, als zonneaanbidders op vensterbanken van eeuwenoude gebouwen, en als stoutmoedige boefjes op de stadspleinen. Niet in het minst op de Markt, waar ze tussen de horden toeristen op zoek gaan naar minuscule etensrestjes of uitdagend op Breydel en Deconinck gaan poseren.

De stadsduif is een wilde vogel, in feite een afstammeling van de rotsduif. Postduiven en andere gedomesticeerde duiven stammen eveneens af van rotsduiven af, maar worden volledig gestuurd door menselijk handelen.




Stadsduiven zijn het jaar rond aanwezig.  Ze kunnen zich uitstekend handhaven in een stedelijke omgeving. Als echte opportunisten weten ze voedselbronnen te benutten en jongen groot te brengen. Ze broeden bijna het hele jaar door en hebben meestal 2-4 legsels per jaar.  Soms zelfs meer.  De broedperiode bedraagt 17 dagen. Na 35-37 dagen zijn de jonge vogels vliegensklaar. Duiven bouwen een slordig nest en nestelen vaak op een harde ondergrond zoals vensterbanken, zolders, en balkons. Ze hebben een voorkeur voor donkere plaatsen. 

Ze zijn evenwel niet overal welkom. Eén duif produceert circa 14 kilo (nat gewicht) poep per jaar! In duivenpoep zit salpeterzuur. Als dit zuur op verf, lood, zink, koper, steen of beton terechtkomt dan kan het gebouwen en openbare kunstwerken, zoals standbeelden, permanent beschadigen.

Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat verwilderde duiven nauwelijks een risico vormen voor de gezondheid van burgers. Ziekten als paratyfus, tuberculose en papegaaienziekte worden niet door duiven overgebracht. Een vorm van vogeltuberculose die bij duiven kan voorkomen, is trouwens onschadelijk voor de mens. Wel kunnen hun uitwerpselen, nesten en karkassen van gestorven vogels een potentieel risico vormen. Deze kunnen namelijk besmet zijn met allerhande ziekteverwekkende bacteriën of parasieten zoals de vogelmijt.




Gedomesticeerde duiven.
Postduiven duiven zijn duiven die gehouden worden door zogenaamde duivenmelkers. Ze vliegen regelmatig gezamenlijke rondjes boven een huizenblok om daarna weer naar de duiventil terug te keren. Vooral na vliegwedstrijden verdwalen nogal wat jonge vogels en die kunnen dan overal opduiken. Postduiven hebben altijd een ring om. Ze komen niet tot broeden in de vrije natuur.

Stadsduiven zien er soms slecht uit. Vaak lopen ze mank, missen tenen, hebben een gezwollen klomppootje of alleen een stompje waar ze op waggelen.

De duiven verwonden zich tijdens het scharrelen en zoeken naar voer.  Gewone vogels huppelen en springen en nemen gewone stappen. De duiven doen dat niet! Deze schuiven met de poten over de grond en raken daardoor vaker verstrikt in stukken net, dun touw, plastic draden of andere afval.
Deze draden zitten dan soms zo strak dat de pootjes of tenen af gaan knellen en de duif uiteindelijk de poot of tenen verliest.
Het is ook goed te zien dat lopen met verwondingen aan de poot erg pijnlijk is.  Door de poten lopen de zenuwen.

Als de duiven die op straat leven geen afwijkende poten hebben maar toch mank lopen dan is het vaak door een breuk, door een Infectieziekte of door de Paratyphus die de gewrichten aantasten.  Deze duiven hebben dan ook bijna altijd zware ornithosis en een groot aantal is ziek, logisch dat een duivenmelker die een straatduif in het hok krijgt daar niet blij om is.

Houtduif


Stedelijke gebieden herbergen een groot aantal stadsduiven
Het gaat dan hoofdzakellijk om verwilderde duiven die afstammen van de rotsduif (Columba livia L.) De vroegste gegevens gaan terug tot 3000 v Chr.
De Romeinen zijn vermoedelijk verantwoordelijk voor de komst van de eerste duiven naar de noordelijke landen.

Ook afstammelingen van o.a. in de Tweede Wereldoorlog losgelaten postduiven en nakomelingen van niet op het hok teruggekeerde wedvluchtduiven”.
Deze verwilderde duiven kunnen binnen één jaar vele nesten jongen groot brengen, waarbij de overlevingskansen van de jongen vrij hoog zijn.

De stad biedt hun ontelbare, zeer goede – vaak onbereikbare – nestelgelegenheden en een overvloed aan voedsel.

Dit voedsel is beschikbaar omdat veel stadsbewoners hun etenswaren/-resten op openbaar terrein of in andermans tuin gooien en een fors aantal duivenliefhebbers deze vredessymbolen regelmatig voedert.



Naast de stadsduif komen nog een aantal andere duivensoorten voor.

Bron: https://www.tuinvogeltelling.nl/herkenningstips/?tip=13



Oa. de houtduif, de turkse tortel, de holenduif en de zomertortel

De houtduif is de meest voorkomende duif in Nederland en staat ook wel bekend als de 'columba palumbus'. Hij is groter dan de overige duiven. Hij kan namelijk een lengte van 41 centimeter bereiken. Tijdens het vliegen klappen de uiteindes van zijn vleugels tegen elkaar waardoor hij tijdens zijn vlucht duidelijk te horen is. Volwassen exemplaren hebben een witte vlek in hun nek. Hiernaast is de houtduif te herkennen aan zijn roze borst en witte streep aan beide vleugels.

De Turkse tortel komt oorspronkelijk uit Turkije en wordt ook wel de 'streptopelia decaocto' genoemd. Hij kon zich uitbreiden vanwege de grote hoeveelheid graanoverslagbedrijven en pluimveehouderijen. In 1949 begon de Turkse tortel hier voor het eerst te broeden. Hij weegt maximaal 250 gram en kan zo'n 34 centimeter lang worden. Hiernaast heeft hij een slank lichaam en een lichtgrijze/beigeachtige kleur. De Turkse tortel heeft een kleine snavel ten opzichte van andere duivensoorten. De onderkant van zijn staartvleugel is wit van kleur. Als de Turkse tortel volgroeid is krijgt hij een zwarte streep op zijn nek. Op zijn menu staan onder andere insecten, zaden en vruchten.

De wetenschappelijke benaming voor de holenduif is 'columba oenas'. Deze soort wordt holenduif genoemd omdat hij zijn nesten in onder andere boomholtes en rotsgaten maakt. De holenduif heeft donkergrijze veren en kan maximaal 32 centimeter lang worden. Zijn maximale gewicht bedraagt 300 gram. Hij is met zijn paars-groene vlek in zijn hals te onderscheiden van overige duivensoorten. Zijn dieet bestaat onder andere uit zaden, bessen en eikels.

De zomertortel wordt ook wel 'tortelduif' genoemd. De wetenschappelijke benaming voor dit dier is 'streptopelia turtur'. Hij heeft een bruine kleur en een soort schubbenpatroon op zijn vleugels. In zijn nek heeft hij een zwart-blauwe patroon. De zomertortel kan slechts 25 centimeter lang worden en is hierdoor aanzienlijk kleiner dan overige duivensoorten die in Vlaanderen voorkomen. Het is een schuwe vogel waardoor het moeilijk is om in de buurt te komen. De zomertortel eet onder andere kruiden en graan.




Bronnen:
http://www.aviculture-europe.nl/nummers/12N03A05.pdf



Geen opmerkingen: